GEDICHTEN EN SCHRIJFSELS OVER ROUW

Blog

Vijf jaar na het overlijden van onze zoon lukt het me eindelijk om te schrijven. Ik schrijf om hem te eren. Ik schrijf om mijn wond van rouw te verzorgen, om 'rouwarbeid te verrrichten' zoals Manu Keirse zegt. Ik schrijf om erover te blijven praten en om stil te staan bij. Ik publiceer het hier, zodat anderen er herkenning en erkenning in kunnen vinden en daarmee troost. En hopelijk leidt het tot meer begrip en kennis over hoe het is om te leven met diepe, complexe rouw na het overlijden van je kind door zelfdoding.

Hand op mijn hart

Ik leg mijn hand op mijn hart. Het is niet genoeg. Ik leg mijn andere hand erbovenop. Langzaam voel ik hoe het warmer wordt. Hoe ik mij beter kan concentreren op die plek. Waar het zo koud was. Waar ik naar toe moet. Als ik mijn hand op mijn voorhoofd leg, voelt dat niet goed, voelt dat alsof ik hoofdpijn heb, moe ben, druk ben in mijn hoofd. Beter is het om mijn hand op mijn hart te leggen. Om stil te zijn en te worden. Om helemaal alleen te zijn met mezelf. Geconcentreerd op mezelf. Op wat ik voel.

Het lijkt wel alsof ik mediteer. Ik weet dat veel mensen dat doen. Vaak elke dag. En ook op een vast moment, ’s ochtends bijvoorbeeld. Om daarna de dag te beginnen. Dat lijkt me wel heel mooi. Ik heb het ook wel eens geprobeerd. Maar ik vind dat zo lastig. Ik ben altijd afgeleid. Misschien als ik het zou doen in een groep, in een les of zoiets, dat het dan zou lukken. Maar alleen, in mijn slaapkamer, op de grond voor mijn bed, nee. Of buiten, in de ochtend, aan de picknicktafel, of tegen de muur op de palletbank, nee. Of lekker in mijn hoekje op de bank, ergens rond koffietijd, midden op de ochtend met een dekentje over mijn benen, nee. 

Maar nu, hand op mijn hart, ogen dicht, voelen, voelen, voelen, ja. Dat lukt. 

Welke kant ik op moet, wat ik nu moet doen, wat mijn lichaam mij vertelt. Ik kan ernaar luisteren. Ik neem me voor om dit vaker te doen, zodat ik het kan trainen. Ik neem me voor om goed naar mijn hart te luisteren. 

Ik doe het nog een keer. Rechterhand op mijn hart, vingers gespreid, ogen dicht. Diepe zucht. Ademen door mijn buik. Linkerhand erbij. Vingers goed gespreid. Hoofd iets meer naar beneden. Zucht. 

Ik merk hoeveel er door mijn hoofd gaat. Ik zou bijna een pen kunnen pakken en een to do lijstje kunnen maken. Ik ben zo druk. Dit moet nog en dat. 

Ik duw alles weg, zo gauw het voorbij komt. Ik richt me op mijn vingers op mijn huid. En ik voel hoe zeer het doet. Mijn vingers branden bijna. Ik voel de pijn.

Elke dag. Elke dag. Al meer dan vijf jaar. Overleven. Doorleven. Flink zijn. Kop d’r veur. 

Maar niet in balans. Soms wel. Dan gaat het heel redelijk. En nu, nee. Weer een stilstaan dag. Of dagdeel. Dat weet ik niet. Misschien doe ik vanmiddag opeens wel weer heel veel. Zetten we de kerstboom op, gaan we vanavond naar de film. Praat ik met mensen die ik ken. Daarom kan ik ook zo moeilijk afspraken maken. Ik weet echt niet hoe ik volgende week donderdagmiddag ben. Of ik met je kan afspreken. Of die zaterdag. En of ik vanavond naar de film ga. 

Elke dag. Elke dag. Ik leg mijn hand op mijn hart. En ik voel. Probeer te voelen wat mijn lichaam mij vertelt. En dan daarnaar luisteren, niet naar mijn taken, mijn to-do lijstjes, mijn huis dat moet worden gepoetst. Ik beloof het mezelf, hand op mijn hart, dat ik dit elke dag even ga proberen. 

Terug naar overzicht