GEDICHTEN EN SCHRIJFSELS OVER ROUW

Blog

Vijf jaar na het overlijden van onze zoon lukt het me eindelijk om te schrijven. Ik schrijf om hem te eren. Ik schrijf om mijn wond van rouw te verzorgen, om 'rouwarbeid te verrrichten' zoals Manu Keirse zegt. Ik schrijf om erover te blijven praten en om stil te staan bij. Ik publiceer het hier, zodat anderen er herkenning en erkenning in kunnen vinden en daarmee troost. En hopelijk leidt het tot meer begrip en kennis over hoe het is om te leven met diepe, complexe rouw na het overlijden van je kind door zelfdoding.

Stofjes

Ergens, soms, vind ik een klein plekje. Het voelt alsof het zit bij mijn hart. Of waar mijn hart ooit zat. Misschien is het daar wel. Daar, bij mijn hart. Heel soms, voelt dat even heel goed. Niet die constante pijn, niet die leegte, niet die kou. Het is als ik even heel goed vastgehouden word, een knuffel die echt raakt, heel warm. Dan is even de pijn weg. 

Dat is niet hetzelfde als wanneer je het even vergeet, wanneer je gedachten ergens door afgeleid worden. Door een film, een boek, een gesprek. Door de kat waar je om moet lachen. Door de bloemen buiten. Dat hart, of wat ervan over is, doet echt letterlijk zeer. Ik voel het nu ook. Daarom weet ik heel goed dat het niet boven je linkerborst zit. Dat is onzin. Dat is voor films, of mooie plaatjes. Nee, dat hart zitten midden onder je keel en dan een stukje lager. Ik heb er wel eens foto’s van gezien. Van dat je echt dood kunt gaan aan een gebroken hart. Dan waren de bovenste hartkamers veel groter bijvoorbeeld. Omdat je verkeerd ademt. Omdat je adem stokt in je keel. Dat gaat dan niet goed meer door je lichaam. 

Als je loopt, bijvoorbeeld door het bos, dan zet je goed je voeten op de grond en adem je frisse lucht en dan stroomt de zuurstof goed door je heen. Helemaal. Dan moet je bloed door je hele lichaam want je levert een inspanning. Dat is heel erg gezond. En dat groene, van dat bos, dat is ook gezond. Dat weet ik ook. Dat heb ik ook gelezen. 

Tijdschriftenwijsheid noemde je dat. Heb je dat weer in een tijdschrift gelezen? Het was een grap. En dan zei ik, nee, dat is écht zo! Dat is onderzocht. Kijk, nou schiet me dus alweer iets te binnen. Over hoe we aan tafel zaten. Bij het avondeten. Met het rood-wit geblokte kleed. En jij schuin tegenover me. Want zo zaten we altijd. Jij naast papa, je zusje naast mij. Papa en mama tegenover elkaar, aan het eind van de tafel. Omdat wij het vaakst opstaan om nog iets te pakken of iets met de pannen misschien. Jij daar, ik daar. En dan moest iedereen lachen. Want jij stak weer de gek aan met mij, met wat ik weer beweerde, met wat ik erover te zeggen had. Het was leuk. Het was fijn. Het was ons aan tafel. En jij met je grapjes. En wij, wij moesten allemaal lachen. 

Au, het doet zeer. Letterlijk zeer. Ik heb die knuffel nodig. Nou. Nu. Maar ik ben alleen. Met de kat. Die naast me ligt want ik heb een handdoekje voor haar op het bureau gelegd. Toetsenbord, muis, handdoekje. Ze wil zo dicht bij me zijn. Ze voelt hoeveel pijn ik heb. En het helpt ook hoor, haar even aaien, naar haar kijken. Maar weer een foto van haar maken. 

Ook daar heb ik over gelezen, over welke soort positieve stofjes je hersenen krijgen als je je huisdier aait, of als je in het bos wandelt, of als je knuffelt, of als je dankbaar bent voor fijne herinneringen. Ik noem alle dingen waar ik blij van word. 

Serotonine, endorfine, dopamine, oxytocine. Ik doe zo hard mijn best. 

Terug naar overzicht